Gerechtelijke vechtpartijen

Choquerend. Beledigend. Denigrerend. Godslasterlijk.
De goegemeente kreeg in de loop van de geschiedenis af en toe een stevige literaire stomp in de maag. Zo mocht Flaubert in de rechtszaal gaan uitleggen waarom zijn Emma Bovary niet aanzette tot overspel. En Herman Brusselmans dat hij wél de literaire vrijheid moest krijgen om te beledigen. Gerard Reve kreeg in de rechtbank uiteindelijk het recht om zijn godsbeeld naar eigen believen in te vullen. Ook al bleek dat een ezel te zijn.
De lijst van rechtszaken lijkt lang, het aantal effectieve veroordelingen gelukkig veel minder. Althans bij ons in het Westen. In de USSR werd de rechtszaak gewoon overgeslagen, aldus Osip Mandelstam: “Enkel in Rusland wordt poëzie gerespecteerd – er worden mensen voor vermoord. Is er een ander land waar poëzie een motief is om te doden?”

De Bende van Nijvel: verraad, manipulatie, geheime diensten (Guy Bouten, 2015)
De kamer hiernaast (Dimitri Verhulst, 2009)
Gangreen 1: Black Venus (Jef Geeraerts, 1967)
Howl and Other Poems (Allen Ginsberg, 1956)
Ik heb altijd gelijk (Willem Frederik Hermans, 1951)
Ik, Jan Cremer (Jan Cremer, 1964-1966)
Kuifje in Congo (Hergé, 1931)
Lady Chatterley's Lover (D.H. Lawrence, 1928)
Les Fleurs du mal (Charles Baudelaire, 1857)
Lolita (Vladimir Nabokov, 1955)
Madame Bovary (Gustave Flaubert, 1856)
Nader tot u (Gerard Reve, 1966)
Sangen om den røde rubin (Agnar Mykle, 1956)
The Da Vinci Code (Dan Brown, 2003)
Tropic of Cancer (Henry Miller, 1934)
Uitgeverij Guggenheimer (Herman Brusselmans, 1999)
Ulysses (James Joyce, 1922)
Zwijgen is voor daders: de getuigenis van X1 (Regina Louf, 1998)